Of  ‘Gezocht duizend spinners’

 

Het is warm en benauwd. Er krioelen veel te veel mensen in deze kleine ruimte. We zijn op mindfulness-retraite met het hele gezin.

Ik sprokkel samen met manlief twee kinderen bij elkaar. (de onze) Als er om stilte gevraagd wordt vleit de rust zich als een zachte deken over de ruimte.

Ineens voel ik mezelf. Daar midden in mij is een oneindige ruimte. Ahhh thuis.

“Dit is echt saai.”

Mijn dochter heeft zich het fluisteren nog niet echt eigen gemaakt….

“En ik kan hier helemaal niet zitten. Er is echt helemaal geeneens plek voor mijn benen”

Ze knijpduwt haar broer aan de kant.

Daar gaan we weer, denk ik. En ik schaam me zo naar alle andere ouders. En ik ben boos; laat je broer met rust. (Iets in mij wil haar terug knijpduwen, dat zal haar leren!) Maar voordat ik kan verharden. Voordat ik vernauw is daar die eindeloze ruimte in mij. En als ik echt naar haar kijk is die ruimte vol met liefde en compassie.

Ik snap haar wel, ze is moe en overprikkeld na een paar heerlijke dagen in deze retraite. “Pffff, je hebt behoefte aan wat meer ruimte he, dat snap ik wel”, fluister ik in haar oor. Als ik mijn arm om haar heen sla, sluit ik haar in mijn hart. Oh wat vind ik haar lief in haar dwarsheid!

“Echt niet!” fluistert haar broer mij toe, als ik hem vraag zich iets kleiner te maken voor zijn zus. Stevig kijkt hij me aan. ‘Asociaal’, flitst er door mijn hoofd. ‘Ik ga hem echt niet opvoeden tot een asociaal wezen. En wat zullen de andere ouders wel niet van ons denken.’

Ik kijk in het rond. De leraar praat rustig verder tegen de groep. Hij heeft het over bloemstukjes die symbool staan voor de eenheid in je gezin, geloof ik. Verderop probeert een vader twee ruziënde kinderen uit elkaar te trekken. Er zijn hier geen veroordelende blikken. Alleen mede ouders die elkaar vol compassie willen steunen. Oh jah, pffff.’ Denk ik in mezelf.

Ik kijk weer naar onze super sociale zoon. Hij kan heel goed plek maken voor anderen, maar nu even niet. Hij zit heerlijk. Hij was aan het genieten van zijn eigen ruimte. Boos wijst hij naar een hoek ver weg. “Laat haar daar maar gaan zitten.”

“Ik zie dat je je eigen ruimte bewaakt als het nodig is. Ik zie je irritatie en snap het wel.’’ Fluister ik in zijn oor. Ik sla mijn andere arm om hem heen en sluit hem in mijn hart.

Daar op die plek is ruimte genoeg.

Als ik om me heen kijk voel ik even mijn kwetsbare zelf. ‘Ik heb ook ruimte nodig hoor. Ik vind het allemaal maar moeilijk en teleurstellend zo’, zegt een klein stemmetje in mij. ‘Ik hoor je wel hoor’, zeg ik tegen mezelf. En sla een denkbeeldige arm om mezelf heen. En als ik in het rond kijk weet ik dat ik van iedereen in deze groep een arm om me heen zou krijgen als ik die nodig had.

In mijn armen hangen mijn kinderen, altijd in het nu, het hele incident al lang weer vergeten. Kunstig laten ze hun fidget-spinners draaien. “Mag ik die van jou even?” vraagt ze haar broer. Ze laat in iedere hand een spinner draaien. Ik denk aan de oneindige liefde van Jezus, de acceptatie-van-hoe- het-is van Maria en aan de Boeddha van mededogen. De Boeddha van mededogen heeft duizend armen. Om al het lijden dat er is te kunnen omarmen. Mijn gedachten dwalen af en ik stel me de Boeddha voor met duizend draaiende spinners, in iedere hand een, dat zou er cool uitzien!!!

Submit a Comment

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Rating